De feiten over statushouders in Friese huurwoningen: Geen 35%, maar gemiddeld 5%

 

35% sociale huurwoningen voor statushouders in Nederland maar het zit anders voor Friesland.

Oordeel: Niet waar

Tijdens de verkiezingscampagne is er veel discussie ontstaan over het aandeel sociale huurwoningen dat wordt toegewezen aan statushouders. Politici noemden uiteenlopende percentages: van 7% (Jetten, D66) tot zelfs 37% (Wilders, PVV). Demissionair minister Mona Keijzer (BBB) sprak over 25 à 30%. 

Een factcheck wijst uit dat deze cijfers sterk overdreven zijn. Volgens het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) ging in 2022 landelijk slechts 7% van de vrijgekomen corporatiewoningen naar statushouders. Volgens onderzoeker Sjaak Moerman van het Planbureau Fryslân ligt dit percentage in Friesland zelfs lager: tussen de 4,8% en 6,0%.  

Hoewel Friese gemeenten in hun urgentieverordening een maximum van 33% hebben vastgesteld voor de toewijzing aan aandachtsgroepen (waaronder statushouders), betreft dit een plafond en geen realistisch gemiddelde. Bovendien vallen statushouders niet onder de wettelijk verplichte urgentiegroepen in het nieuwe wetsvoorstel “Wet versterking regie volkshuisvesting”.  

De claim dat één op de drie sociale huurwoningen naar statushouders gaat, is dan ook onjuist. De werkelijke cijfers liggen aanzienlijk lager, zowel landelijk als regionaal. De verwarring lijkt deels voort te komen uit het samenvoegen van verschillende aandachtsgroepen en het verkeerd interpreteren van beleidsplafonds als feitelijke toewijzingspercentages. 

Previous
Previous

SP gebruikt verouderde cijfers over wachtlijsten in de ouderenzorg 

Next
Next

Geen bewijs voor Wilders’ uitspraak over ‘allochtonen’ en vrouwenveiligheid